Een brand kan het beste in eerste instantie van buitenaf worden benaderd. Als de brandhaard namelijk van buitenaf – door een buitenverkenning te doen – kan worden ontdekt, dan is het niet meer nodig binnendoor op zoek te gaan naar de brand (zoals op dit moment de standaard is). Bij de buitenverkenning kan meer gebruikgemaakt worden van technische middelen, zoals de warmtebeeldcamera (WBC), maar wellicht zijn voor dit doel nog andere technieken te ontwikkelen. Het idee dat we haast hebben, wordt door de realiteit ontkend. Branden in gebouwen die gesloten zijn breiden zich niet snel uit. Ook als we menen geen tijd te hebben, is het nog steeds goed tijd te nemen, omdat we door een betere verkenning een effectievere én veiligere inzet kunnen doen. Oók als er gered moet worden! Zelfs als het gebouw al open is of als er openingen kunnen ontstaan door de brand, kan een inzet op de juiste plaats, ook als het vinden van die plaats iets meer tijd kost, effectiever zijn dan een snelle inzet op een onjuiste plaats.
Tijdens de verkenning stellen we onszelf drie vragen: 1. Is de plaats van de brand bekend? 2. Is de brand bereikbaar? 3. Hebben we op dit moment voldoende koelend vermogen beschikbaar? Als deze drie vragen met 'ja' beantwoord kunnen worden, dan kan de brand van buiten beheersbaar worden gemaakt (om helemaal af te blussen moet later, mogelijk, nog naar binnen worden gegaan).
Als het antwoord op één van de drie vragen echter 'nee' is, dan is de voorspelbare afloop dat de brand niet van buiten kan worden geblust, en het gebouw wordt opgegeven. Het zal afbranden. Uiteraard is dit een te eenvoudige voorstelling, vooral als er gered moet worden, maar het gaat erom dat we van buiten naar binnen denken.
In deze video ziet u wat het verschil is in brandontwikkeling bij een geopende en een gesloten deur. Het toepassen van deurmanagement levert de brandweer tijdwinst op.