Gisteren (16 oktober 2019) presenteerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid haar bevinding over het dramatische Stint-ongeval (20 september 2018, Oss). De Stint - een elektrische bolderkar – vervoerde vijf kinderen. Terwijl de 'spoorbomen' al waren gesloten, reed de op hol geslagen Stint door en kwam op de overweg terecht. Een voorbijrijdende trein botste tegen de Stint. Voor vier van de vijf kinderen was deze klap fataal.
De Onderzoeksraad concludeert:
"Uit het onderzoek van de Raad komt naar voren dat veiligheid in het verleden vooral als een potentiële belemmering voor innovatie in het wegverkeer werd beschouwd."
"De Kamer verzocht de minister om eerst de Segway, en vervolgens ook andere innovatieve voertuigen op de openbare weg toe te laten. Deze toelating moest snel en simpel worden geregeld. In de veronderstelling dat zware eisen ten behoeve van de verkeers- en voertuigveiligheid innovatie in de weg zouden staan, stelde de minister slechts minimale eisen. De toelatingsprocedure werd eenvoudig ingericht, zodat ook die geen drempels op kon werpen. Daarmee werd in de politieke afweging veiligheid ondergeschikt gemaakt aan de wens tot innovatie in het wegverkeer."
En aanbeveling 3a:
"Nationaal toegelaten voertuigen: richt de toelating zo in dat een onafhankelijke keuringsinstantie verantwoordelijk wordt voor de besluitvorming bij toelatingen van nieuwe voertuigen. Zorg dat aan de toelating een integrale risicobeoordeling ten grondslag ligt conform aanbeveling 1. Verleen bij innovatieve voertuigen de toelating aanvankelijk voor een afgebakende periode en monitor daarbij het effect op de verkeersveiligheid."
De parallel van 'de Stint' met 'de aardbevingsproblematiek' heb ik eerder (14 maart 2019) al gelegd in mijn blog "Een volgende parlementaire enquête". Ook toen (jaren 60) werd onder politieke druk de veiligheid op het tweede plan gezet. De gaswinning moest en zou doorgaan.
De 'Stint-tragedie' voegt hier nog een extra facet aan toe. De veiligheid van innovaties, in dit geval het milieuvriendelijk en laagdrempelig vervoeren van kinderen, mocht vanuit de politiek geen strobreed in de weg worden gelegd.
Ditzelfde zie ik op tal van fronten terug als het gaat om de energietransitie. Wet- en regelgeving voor zonnepanelen, multi-fuel energystations, alternatief aangedreven voertuigen in tunnels, stalling van elektrische en waterstofvoertuigen in parkeergarages, waterstof verwarmde woningen of energieopslag in buurtbatterijen en woningen, et cetera ontbreekt. Dit (b)lijkt een soort van vrijbrief te zijn voor ondernemers en overheden om de ontwikkelingen en innovaties door te drukken. Veiligheidsregio's bekreunen zich over de veiligheidsaspecten van bovengenoemde situaties: Wat weten we wel en nog niet van de risico's? Welke preventiemaatregelen zijn op zijn plaats? En hoe kunnen incidenten bestreden worden? Omdat wet- en regelgeving ontbreekt is maatwerk noodzakelijk. Dat lever je in goed overleg met betrokkenen. Echter, maar al te vaak wordt de veiligheidsadviseur geconfronteerd met de zin: "zeg maar waar staat dat dat moet" en "jullie zijn er om zaken tegen te houden".
De veiligheidsregio is er om met kennis van zaken te adviseren en incidenten te bestrijden, zie ook de brief van 15 oktober van de minister van Justitie en Veiligheid. Het past de nationale overheid om regionale en lokale bestuurders te faciliteren als het gaat om de veiligheid van de energietransitie. Het past regionale en lokale bestuurders om hun eigen uitvoeringsdienst hierin objectief en onafhankelijk zijn werk te laten doen.
Omwille van de veiligheid van de samenleving en een volgende rapportage van de OVV voor te zijn, doe ik dan ook bij deze een dringend appel op bestuurders (nationaal, regionaal en lokaal) om de politieke druk achterwege te laten bij de ontwikkelingen als gevolg van de energietransitie. In tegendeel: faciliteer en steun je eigen dienst om professioneel zijn werk uit te kunnen laten voeren.
Nils Rosmuller