Deze richtlijn is opgesteld om medewerkers binnen de DV&O een handreiking te bieden bij het op verantwoorde wijze toepassen van de regelgeving inzake het gebruik van de optische- en geluidssignalen.
Deze richtlijn is van toepassing op bij de DV&O in gebruik zijnde motorvoertuigen die uitgerust zijn en tijdens de uitvoering gebruik maken van optische- en geluidssignalen (en dus voorrangsvoertuig zijn in de zin van het RVV199O). Daarnaast moet deze richtlijn worden gezien als de maximaal toelaatbare grens voor het rijden met de algemene ontheffing van de bepalingen van het RVV199O.De Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) is in de “Regeling optische en geluidssignalen 2009211 aangewezen als huipverleningsdienst (artikel 1 onder i). Het gebruik van optische- en geluidssignalen is gebaseerd op artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV199O). Dit artikel bepaalt dat bestuurders van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer, spoedeisende medische hulpverlening en motorvoertuigen van andere door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen huipverleningsdiensten blauw zwaai- of knipperlicht en een twee- of drietonige hoorn voeren om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen. Ingevolge artikel 91 van het RVV199O mogen zij als voorrangsvoertuigen afwijken van de voorschriften van dit RVV199O voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist.
Downloaden