Auteurs: Joris IJzermans, Henk Klapwijk, Michel Dückers‘We zijn allemaal bang’, zegt fractievoorzitter Tiebosch van D66 in Dordrecht. ‘Dit is een van de onveiligste gebieden in Nederland.’ Hij somt op: het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (A16, N3 en A15), over de rivier en ook over het spoor. ‘En dan zit hier ook nog eens een aantal gevaarlijke bedrijven. Met de kennis van nu zou je bedrijven als DuPont en Chemours hier nooit meer neerzetten.’
Het is 10 oktober 2016. Die avond dringt de provincie Zuid-Holland erop aan om twee productielijnen in een van de fabrieken van DuPont in Dordrecht stil te leggen, nadat eerder op de dag een onbedoelde formaldehyde gaslozing heeft plaatsgevonden. Aan deze gebeurtenis ging een lange geschiedenis vooraf. Ergens in de tijdslijn kwam de gezondheid van werknemers en omwonenden in het geding. Vanaf 2012 werd het onrustig rondom (de uitstoot van) dit bedrijf, culminerend in een reeks van gebeurtenissen in 2016. Hierbij speelde niet alleen de fabriek in Dordrecht een belangrijke rol, maar ook ontwikkelingen rondom de vestiging van DuPont in Parkersburg, in de Amerikaanse staat Virginia. In dit hoofdstuk ligt de focus echter op de Dordtse vestiging. In de fabriek wordt teflon vervaardigd dat onder andere wordt gebruikt voor de antiaanbaklaag in pannen. Tot 2012 werd daarbij gebruikgemaakt van de hulpstof perfluoroctaanzuur (PFOA); in 2013 schakelde de producent over op de stof GenX.
Het gaat in dit hoofdstuk om een creeping crisis, waarbij de volksgezondheid in het geding is en – in tegenstelling tot een brand, ontploffing, auto-ongeluk of schietpartij – niet direct zichtbaar is wie er getroffen zijn. Gezondheidsproblemen uiten zich pas na langere tijd, soms jaren later. De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is: Wie is in een casus als deze – verantwoordelijk voor de zorg voor werknemers en omwonenden? Hierbij wordt dieper ingegaan op een tweetal dilemma’s. Ten eerste is dat de vraag: Wanneer bestaat er van overheidswege voldoende reden tot ingrijpen? We analyseren dit dilemma aan de hand van een recent ontwikkeld crisismanagementmodel (zie Dückers et al., 2017). Bij het tweede dilemma gaat het om de vraag: Wat is het (feitelijke of gepercipieerde) gezondheidsrisico en wat is daarbij de rol van gezondheidsonderzoek? Voor dit hoofdstuk is gebruikgemaakt van wetenschappelijke literatuur en berichtgeving in de media.
Dit hoofdstuk komt uit de Lessen uit crises en mini-crises 2016 van het lectoraat Crisisbeheersing. In deze vijfde editie in de reeks worden vijftien bijzondere gebeurtenissen uit het jaar 2016 beschreven en beschouwd. In elk hoofdstuk wordt getracht een dilemma of thema bloot te leggen dat ook in toekomstige situaties een rol zou kunnen spelen. Bestuurders en professionals werkzaam op het terrein van crisisbeheersing en veiligheidsmanagement kunnen hier hun voordeel mee doen. In het inleidende hoofdstuk worden de rode draden uit de casus belicht. Centrale thema's zijn: omgaan met onzekerheid en met maatschappelijke en politieke onrust, de rol van veiligheidsregio's, ketenpartners en burgers, de juridische en financiële verwikkelingen die na (mini-)crises volgen en het belang van continuïteit.
FD: Voor Dordrecht is met DuPont en Chenours de grens wel bereiktHet Kompas Sliedrecht: Teflon-fabricage DuPont onder de loepAD: Mensen denken dat we hier onveilig werken AD: DuPont zegt sorry: Dit mag niet meer voorkomen AD: Kamer wil actie in zaak-Chemours Volkskrant: Chemiereus bij een woonwijk, ach?
Follow The Money: Hoe DuPont met teflon een ongekende milieuramp veroorzaakte. Ook in Nederland?