Een prachtige kop '2287 km file vanwege paar centimeter sneeuw'. Nooit eerder stonden er zoveel files als afgelopen dinsdag 22 januari 2019. Na Blue Monday kwam dus White Tuesday zou je kunnen zeggen. Natuurlijk moeten we die 2287 km file met een korreltje zout nemen (7 miljoen kilo van gestrooid op die dag), want het is maar wat je als file definieert. Het is soms erg lastig te bepalen waar de file begint (natuurlijk wel als zich een ongeval voordoet) en ook waar deze eindigt.
Hoe kan het toch dat de minste of geringste afwijking van het weer – die paar centimeter sneeuw – zulke consequenties heeft? We weten dat de komende jaren de weerpieken alleen maar gaan toenemen en als een dergelijke weerbeeld (van een piek kon je 22/1 niet eens spreken) al tot zulke taferelen leidt, wat staat ons dan de komende jaren te wachten? Pier Eringa, de grote baas van ProRail, zat te stralen bij Jinek toen hij duidelijk maakte dat zijn inhoudsprofessionals in afstemming met hun collega's bij de NS (en dit keer dus niet die managers die zelden verstand van de inhoud hebben!) hadden aangegeven dat een vermindering van het aantal treinen – het leek wel een halvering maar hij sprak over 20% – de beste oplossing zou zijn. Deze aanpak een dag van tevoren aangekondigd had deze keer inderdaad succes. Punt blijft natuurlijk: de verwachting van een paar centimeter sneeuw was voldoende reden om de spoorcapaciteit één dag flink te verminderen.
Dit verschijnsel dat we konden waarnemen heeft veel weg van de bekende kwetsbaarheidsparadox. In een samenleving waarin alles redelijk op rolletjes loopt en afwijkingen beperkt zijn, zal een defect of verstoring vaak des te meer consequenties hebben. In Kenia is geen vakantieganger verrast als de stroom of het internet een half uurtje uitvalt; hier zijn de rapen gaar en kunnen we geen minuut zonder elektriciteit en het www. Met deze kwetsbaarheidsparadox zien wij ook een ander fenomeen zich steeds meer manifesteren, namelijk de anticipatie op de kwetsbaarheidsparadox.
ProRail haalde (dit keer) zijn gelijk door een dag van tevoren al het zekere voor het onzekere te nemen. Er ontstaat daarmee wel een interessante koppeling tussen de kwetsbaarheidsparadox en de 'watjescultuur'. Dinsdag hadden wij in Arnhem het jaarlijkse Kennissymposium waarvoor ruim 160 deelnemers zich hadden ingeschreven. Nu weten wij dat iedere bijeenkomst een bepaald percentage 'no show' laat zien, maar dit keer was dat percentage aanmerkelijk hoger. Als je al diegenen die al in Arnhem waren die dag niet meetelde, liep de no show op naar zo'n 40-50%. Enerzijds kunnen degenen die de reis niet maakten als verstandige en rationele beslissers worden getypeerd. Tegelijkertijd past het ook wel bij de toenemende watjescultuur. Stel je voor dat je eens een keertje een uur langer over de reis zou doen … Dat er een risico is dat je een poos stilstaat op de weg of stapvoets moet rijden …
Vroeger (daar komt het bekende vroeger – liefst dus op zijn Haags uitgesproken) trotseerden wij weer en wind. De plicht riep. Nu betekent een waarschuwing voor ijzel (een paar jaar geleden in de stad Groningen bijvoorbeeld) dat opeens 30-40% van al het gemeentelijk personeel niet komt opdagen omdat het zo glad is op de weg. We zijn steeds minder gewend en worden misschien wel steeds meer verwend.
Ik ben overigens benieuwd wat de invloed van alle nieuwe techniek inclusief de opkomst van sociale media is op deze ontwikkeling. Het zou mij niet verbazen als al die technologische vooruitgang tot een toenemende kwetsbaarheid leidt ('de accu is te koud') en de sociale media met al die voorbeelden de stimulans geven om ook maar 'het watje te zijn' en een extra dagje 'vrij' te nemen als het dan zo glad is op straat.
Menno van Duin