Er zal nauwelijks een beroepsgroep zijn die de laatste jaren zo veelvuldig onderwerp van grondig wetenschappelijk onderzoek is geweest als de burgemeester. Alleen al in Nederland verschenen in enkele jaren drie proefschriften over deze functionaris en binnen afzienbare tijd verschijnt er nog een vierde, geschreven door burgemeestersexpert bij uitstek Wouter Jong. Daarnaast verschenen er natuurlijk nog enkele casusboeken van Wouter Jong en Roy Johannink en besteedden wij in onze reeks Lessen uit crises en mini-crises ook regelmatig aandacht aan deze beroepsgroep. In het jaarboek 2014 concludeerden wij bijvoorbeeld dat er sprake lijkt van een 'burgemeestersparadox': steeds hogere verwachtingen leiden tot een groter afbreukrisico. Enkele dagen geleden verscheen het sociaalpsychologische proefschrift van Bart de Vries: Burgemeesters in crisistijd. Zie voor een wat uitgebreidere bespreking de site van het Genootschap van Burgemeesters. De Vries gaat vooral in op de persoonskenmerken van burgemeesters (bijvoorbeeld autocratisch versus participatief). Hoewel het proefschrift interessant is, blijft de vraag - die ook hoogleraar Erwin Muller bij de verdediging stelde: Hoe belangrijk zijn nu de kenmerken die De Vries onderscheidt als deze vergeleken worden met de kenmerken van crises? Bijvoorbeeld de mate van tijdsdruk, de mogelijk aanwezige spagaat in rollen (in Haaksbergen was de gemeente betrokken bij de vergunningverlening; bij MH17 speelden dergelijke zaken geen rol), de aandacht in de media en de externe performance van de burgemeester. De Vries kijkt vooral naar het effect van de persoonskenmerken bij het optreden van de burgemeesters binnen het crisisteam. De vraag is natuurlijk of dat optreden an sich nog van grote betekenis is. Juist de combinatie van persoons- en crisiskernmerken zou interessant studiemateriaal kunnen opleveren. Daarnaast lof vanwege het feit dat De Vries als buiten-promovendus (naast zijn baan bij Berenschot) toch maar gewoon deze prestatie leverde.Aart Resoort promoveerde in 2015 op het proefschrift De positie van burgemeesters bij calamiteiten. Met deze titel (en bijna 600 bladzijdes) belooft het een boeiend en belangwekkende studie te zijn. Resoort probeert te verklaren waarom de ene burgemeester aftreedt en de andere burgemeester uiteindelijk blijft zitten, en soms zelfs versterkt de crisis te boven komt (zoals bijvoorbeeld Jan Mans). Als verklaringen voor het al dan niet opstappen van burgemeesters komen in het proefschrift aspecten aan de orde als leiderschap (goede beslissingen genomen), crisiscommunicatie (helder verwoord en geduid) en het wel of niet gebruik van noodbevoegdheden. Zo bleek in enkele gevallen juist het niet uitvaardigen van een noodverordening een (cruciale) fout te zijn. Toch overtuigt Resoort op de een of andere wijze zelden met zijn verklaringen. Veel van de besproken casus heb ik in de jaren ook zelf nauw gevolgd en soms ben ik er ook rechtstreeks bij betrokken geweest. Zo kan ik bijvoorbeeld niets met observaties als zouden bepaalde calamiteiten extra alertheid van de burgemeester vragen, zoals 'calamiteiten met oorzaak overstromingen' (een burgemeester trad af, maar volgens mij vooral omdat hij een typerend voorbeeld werd van een afwezige gezagsdrager), 'branden' (bijvoorbeeld Volendam, maar of hier nu de brand bepalend was of juist het optreden en de spagaat van de burgemeester?) en 'ontploffingen' (Moerdijk, maar was dat niet ook een typisch voorbeeld van een burgemeester die het 'gewoon niet had'?). Een noest boekwerk – eveneens van een buiten-promovendus (en daarvoor hulde!) – maar uiteindelijk niet vreemd dat het nadien vrijwel geen aandacht heeft gekregen.Het derde proefschrift in de rij is dat van Ruth Prins: Safety first; How local processes of securitization have affected the position and role of Dutch mayors. In tegenstelling tot de andere twee schreef Prins als aio in Rotterdam haar proefschrift onder de bezielende hoede van Cachet en Bekkers als promotoren. Van de drie proefschriften kon dit mij het meest bekoren. Prins schetst mooi hoe in enkele decennia (1990-2010) het thema veiligheid de gemeenten binnendrong en hoe het thema in de tijd ook enorm is geëvolueerd en misschien wel geëxplodeerd. Vervolgens zijn er twee uitgebreide en degelijk opgezette casestudies van de gemeenten Breda en Haarlem en laat Prins op overtuigende wijze zien hoe de rol van de burgemeester in die tijd is gegroeid. Bepaalde onderwerpen werden gaandeweg meer en meer als lokale veiligheidsproblemen geframed (bijvoorbeeld drugsoverlast en georganiseerde criminaliteit). Waren burgemeesters aan het einde van de vorige eeuw nog vooral solistisch opererende actoren (de driehoek als ongeveer het enige overleggremium), tegenwoordig zijn zij participanten in lokale, maar veelal ook regionale samenwerkingsverbanden met uiteenlopende partners als woningbouwcorporaties, de belastingdienst en de GGD. Burgemeesters zijn geenszins de lokale 'sheriff' geworden waarvoor eerst gevreesd werd, maar veeleer verbinder en facilitator. Lokaal veiligheidsbeleid blijkt meer en meer bovenlokaal met de burgemeesters als super-netwerkers. Boeiende kost! Menno van Duin
Vina Wijkhuijs dank ik voor de relevante ondersteuning.