Nils Rosmuller, lector Transportveiligheid, en Menno van Duin, lector Crisisbeheersing, schreven samen een blog over de energietransitie.
Als lectoren vervullen we binnen het IFV een belangrijke rol in de kennispositionering en de ontwikkeling van de kennisagenda. Afgestemd met de directie zetten we een koers uit voor de komende jaren. Onderdeel van die koers vormen de thema's waarop we als IFV meer dan gemiddeld willen investeren. Dit zijn de thema's waarvan veiligheidsregio's en wijzelf denken dat ze voor veiligheidsregio's relevant zijn en landelijk vragen om kennisontwikkeling. Lectoren hebben zo hun eigen credo's. Ons beider credo's vormen de basis voor deze blog.Menno's credo klinkt als een klok: wat je zelden doet, doe je zelden goed.Nils' credo is actueler dan ooit: innovaties lopen sneller dan veiligheidsregio's bijbenen.In deze blog willen wij de lezer deelgenoot maken van onze discussie over de koers die we als IFV zouden moeten varen inzake de energietransitie.
Het debat dat we met elkaar hebben, is in de kern als volgt. Nils is van mening dat de energietransitie vraagt om urgentie bij de veiligheidsregio's in termen van risicobeheersing en incidentbestrijding. Het is nu (en eigenlijk gisteren al) tijd om kennis en producten te ontwikkelen, beleid te beïnvloeden om veiligheidsregio's te faciliteren bij het veilig vormgeven van de energietransitie. Dat betekent kennis vanuit de sector binnen de veiligheidsregio halen om zo de innovatie bij te benen.
Menno onderschrijft het idee dat de transitie nieuwe risico's met zich mee zal brengen, maar ziet niet snel gebeuren dat daarmee ook gelijk de veiligheidsregio's (en de brandweer voorop) zich hierop stevig zullen (en deels zelfs moeten!) prepareren noch dat de sector nu de veiligheidsregio's gaat faciliteren.
Ter illustratie van de omvang en snelheid van de introductie van duurzame energie geven wij hieronder enkele cijfers. Het Rijk streeft naar 1 miljoen elektrische voertuigen [2] in 2025 op het Nederlandse wegennet. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (mei 2017) ziet waterstof een grote vlucht nemen.
Maar ook in de hoek van de batterijen en zonnepanelenis de groei enorm. Het CBS toonde in 2014 al de exponentiële groei aan van het geproduceerde zonne-energievermogen in Nederland (in gigawatt in 2014). Bron: CBS, 2014
Van Bracht [3] presenteerde op 12 juni jl. op onze plug-in sessie over veiligheid en de energietransitie dat een verviervoudiging (lees: 4 gigawatt) aan zonne-energieopbrengst nodig is om aan de behoefte aan zonne-energie in Nederland te voldoen [4] (zie ook Nationaal Actieplan Zonnestroom 2016). Een dergelijke groei moet evident gepaard gaan met eenzelfde groeicurve voor powerbanks in woningen en buurtbatterijen in de wijk.Op 7 februari jl. blogde Nils onder meer over alternatieve brandstoffen [5]. Hij constateerde dat de kennis over risico's rondom nieuwe energiedragers/alternatieve brandstoffen zoals LNG, waterstof en battery packs (bv. lithium-ion-batterijen t.b.v. elektrisch aandrijving) volop in ontwikkeling is en tegelijkertijd ook nog beperkt aanwezig is. Kortom, deze groei en introductie van het gebruik van duurzame brandstoffen in het publieke domein zullen er linea recta toe leiden dat veiligheidsregio's met meer van dergelijke incidenten te maken gaan krijgen. Het is dan ook cruciaal voor veiligheidsregio's om de risico's van de duurzamere brandstoffen goed te leren kennen. Het betreft risico's zoals brand, giftige stoffen, explosies, elektrocutie en/of bevriezingsverschijnselen (LNG). Dan pas kunnen zij zich zo goed mogelijk voorbereiden op deze 'nieuwe risico's' voor de samenleving, zowel in de risicobeheersing als in de toch altijd onvermijdelijke incidentbestrijding.Derhalve Nils' oproep dergelijke innovaties goed te doorgronden en het uitrukpersoneel hierop goed voor te bereiden. Deze incidenten zijn namelijk dagelijkse kost voor de veiligheidsregio.
Gaandeweg zullen wij, aldus Menno, zeker vaker met nieuwe risico's geconfronteerd worden. Gelukkig betreft het allemaal moderne apparatuur waarover goed zal zijn nagedacht, ook in termen van veiligheid en brand. Daarnaast gaat er gelukkig altijd betrekkelijk weinig fout, dus zal het mede daarom nog best lang duren voordat zich meer structureel problemen met deze nieuwe risico's gaan manifesteren. Maar duidelijk is dat voor die risico's waarmee wij vaker geconfronteerd gaan worden, zoals branden en ongelukken met elektrische auto's of woningbranden met daken vol met zonnepanelen, er de komende tijd meer ontwikkeld moet worden. Voorlopig is de kans op incidenten als gevolg van de energietransitie - op dergelijke uitzonderingen na - nog zo gering dat het nog jaren zal duren vooraleer er serieus werk gemaakt zal worden van de gevaren van de buurtbatterijen, waterstofauto's e.v.
Sterker, het is ook maar zeer de vraag of het reëel is van de hulpdiensten te verwachten dat zij zich specifiek voorbereiden op al deze potentieel opdoemende gevaren. Wij weten dat het ondenkbaar is dat bijvoorbeeld alle brandweermensen in Nederland kennis gaan nemen en speciale oefeningen en opleidingen moeten gaan doen voor al deze nu opdoemende risico's. Zolang mensen worden opgeleid voor zaken waarmee ze in de praktijk niet of nauwelijks te maken krijgen, is de kans dat zij in een dergelijke situatie adequaat handelen relatief gering. Als er veel tijd in deze nieuwe risico's geïnvesteerd moet worden, zullen er ook onderwerpen van de lijst van 'te trainen handelingen' moeten verdwijnen. Eigenlijk is het enige wat de eerste jaren echt van belang is dat de hulpverleners zicht hebben op de eigen veiligheid. Zowel de tijd als het vermogen al deze kennis duurzaam te verankeren is immers beperkt. Belangrijker dan het signaleren dat er veel nieuwe risico's op de brandweer en anderen afkomen is dan ook aangeven welke van deze risico's nu zo urgent en manifest zijn dat daaraan aandacht geschonken moet worden. Voor de rest zal er meer heil gezocht moeten worden in specialisatie. Niet iedereen kan en moet meer alles kunnen, maar een beperkt aantal (brandweer)mensen wordt specialist voor de aanpak en het handelen bij enkele van deze nieuwe risico's. Op afstand ondersteunen deze personen (of de robots die worden ingezet) diegenen die met de problemen worden geconfronteerd. Wij moeten af van de fictie dat de brandweer in staat is op alle nieuwe risico's adequaat te reageren.
Dat de energietransitie volop in gang is, staat buiten kijf. Ook dat de energietransitie nieuwe risico's met zich meebrengt. In het publieke domein kunnen zich daarom langzamerhand meer incidenten voordoen die anders zijn dan de incidenten die wij tot nog toe kenden. Hoe snel dat gaat, en hoe snel we significant incidenten zullen krijgen is, omwille van het innovatieve karakter, moeilijk te voorspellen.
Wij moeten zo veel mogelijk door middel van proactie en preventie de risico's beperken, want voorkomen is altijd beter dan genezen (lees: blussen). Dat geldt temeer voor deze nieuwe risico's omdat de brandweer niet alles kan. Los van de middelen en mogelijkheden die ontbreken om specifieke incidenten op te lossen is ook de hoeveelheid kennis die bij alle brandweermensen gebracht kan worden beperkt. Daarom moet ten eerste gedacht worden aan opleiding en onderwijs aan slechts een beperkte en daarmee gerichte (doel)groep. Voor wat betreft risicobeheersing valt hierbij te denken aan risicoadviseurs, specialisten risico en veiligheid en planvormers. Voor wat betreft de incidentbestrijding denken we met name aan adviseurs gevaarlijke stoffen, officieren van dienst, bevelvoerders en instructeurs. Ten tweede moet gezocht worden naar simpele bestrijdingstactieken en -technieken. En ten derde: sommige (rest)risico's kunnen we als brandweer niet afdekken, en we moeten dat dan ook niet van de brandweer verwachten. Dat laat onverlet dat brandweermensen altijd hun best doen en dat we hen daarin zo goed mogelijk moeten faciliteren.
Uit het voorgaande blijkt dat lectoren het niet altijd eens zijn met elkaar. Maar goed ook. Elkaars werk en ideeën kritisch beschouwen leidt tot scherpte en beter doordachte redeneerlijnen. Waar het daarbij om gaat is dat je door middel van een kritische reflectie op elkaars werk en denkwijze verder komt in de achterliggende argumentatie en begripsvorming, leidend tot een koers. En dat laatste is niet alleen voorbehouden aan lectoren, maar zou elke professional ter harte moeten nemen om verder te komen in zijn/haar eigen dagelijkse werkzaamheden.Nils Rosmuller en Menno van Duin
[1] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-energie/uitwerking-energieagenda
[2] https://www.tankpro.nl/brandstof/2015/01/28/200-000-elektrische-voertuigen-in-2020-reeel-of-onhaalbaar/
[3] Mart van Bracht (directeur systeemintegratie Topsector energie) op IFV-kennis plug-in (12 juni 2018): De energietransitie en veiligheid.
[4]https://brandcentral.dnvgl.com/fileroot6/gallery/DNVGL/files/original/bb3498c479ca48959d63a3c83936eacd.pdf
[5] https://www.ifv.nl/kennisplein/transportveiligheid-weg/nieuws/blog-nils-rosmuller-innovaties-verbinden-en-smeden-om-veiligheidskennis-te-verbreden