6 oktober 2020
Tot voor kort ontbrak een brandweerkundig fundament voor het bepalen van de slagkracht van een tankautospuit. Met de Basisprincipes van brandbestrijding is er nu wél een basis om deze slagkracht vast te stellen, blogt lector Ricardo Weewer.
De uitspraak die als titel bovenaan deze blog staat, hoor ik tegenwoordig vaak in de discussie over de slagkracht van een tankautospuit en variabele bezetting. Er bestaan hierover vele meningen. "Een brandweerkundige basis ontbreekt, zelfs voor de TS6", wordt vaak als argument vóór of tegen ingebracht. In mijn eerste blog van het drieluik over de Basisprincipes van brandbestrijding ging ik in op de basisprincipes als vernieuwd brandweerkundig fundament. In deze tweede blog gebruik ik dat vernieuwde brandweerkundige fundament om de slagkracht van een tankautospuit te bepalen. We kunnen dan een relatie leggen tussen de (keuze voor een bepaalde) slagkracht en het maximale brandscenario dat kan worden bestreden, in termen van brandomvang en redding van eventuele slachtoffers. Een waarschuwing vooraf is op z'n plaats: het wordt een beetje technisch, maar soms ontkom je er niet aan: brandweerkunde is nu eenmaal een vak.
Variabele voertuigbezetting is enige jaren geleden bedacht, omdat er ook klussen zijn die je best met minder mensen aan kunt, zoals deuren openen, buitenbrandjes blussen en hulpverleningsklusjes. Bij de invoering ontstond er echter een knelpunt. Want waar lag dan de grens, en als je er beleid op gaat maken: hoe moet dat dan? Het 'maatscenario' werd bedacht en vastgelegd in het landelijk kader uitruk op maat. Naar een woningbrand moet altijd worden uitgerukt met een bezetting van 6 mensen. Die mogen ook in meer voertuigen komen, maar moeten dan wel tegelijkertijd aankomen (in de praktijk blijkt dat trouwens erg lastig uitvoerbaar). Uit de evaluatie van het landelijk kader uitruk op maat (dat binnenkort gepubliceerd wordt) blijkt dat de meeste korpsen de variabele bezetting vooral gebruiken om sneller uit te kunnen rukken als er niet (snel genoeg) zes mensen aanwezig (kunnen) zijn. De vraag is dan: wat kan je met minder dan zes mensen? In feite is dat eenvoudig te beredeneren: als je de werkwijzen en materialen constant houdt, dan kan je met minder mensen minder doen dan je gewend was. Dat is niet erg, als je dan ook taken weglaat, de mensen daarvoor opleidt en oefent, als de consequenties ervan helder zijn en je die accepteert.
Nu de Basisprincipes van brandbestrijding zijn vastgesteld, kunnen we vanuit dit fundament verder bouwen aan op feiten gebaseerde uitgangspunten voor de brandbestrijding. Zo kunnen we, gebaseerd op brandweerkundige kennis, onderzoek over standaardscenario's en gevalideerde professionele praktijkscenario's, iets zeggen over de (on)mogelijkheden van repressief optreden en over het effect van een knip in opleidingen en taken bij brandbestrijding. We benaderen het thema dus niet vanuit de statistiek, maar vanuit wat er kan en nodig is.
Deurcontrole
Een van de basisprincipes bij het uitvoeren van een binneninzet is het uitvoeren van deurcontrole. De belangrijkste redenen daarvoor zijn het beperken van de zuurstoftoevoer naar de brand en het helpen doorvoeren van de slang bij de voordeur, zodat deze niet klem komt te zitten. Ook als er wordt gewerkt met een rookstopper zal er iemand bij de deuropening moeten blijven. Dit was de laatste jaren niet gebruikelijk, maar nu is er internationale consensus (verslag IFIW-conferentie 2019) dat dit een harde voorwaarde is.
Zoeken van en vorderen naar de brandhaard
Moderne branden produceren tien keer zoveel rook als vroeger en de brandontwikkeling kan zeer snel zijn. Rook is brandstof en bevat veel (onzichtbaar) brandbaar gas. Bij het naar binnen gaan lopen brandweermensen dus door een laag brandbaar gas heen die op onverwachte momenten opeens kan ontbranden. Daarom is het van belang zo laag mogelijk onder de rooklaag door te bewegen, terwijl tegelijkertijd een slang (straal) wordt meegevoerd. Dat is niet eenvoudig. Het vorderen met een straal is een werkwijze die goed geoefend moet worden en een grote inspanning vergt. Mede daarom moeten er twee brandweermensen met de straal naar binnen. Het doel is om zo snel mogelijk water op het vuur te brengen, en als dat niet direct lukt, moet tijdens het voortgaan ook nog de rook gekoeld worden. Als de brandhaard zich verder in het gebouw bevindt, of als er ook nog een hoogteverschil moet worden overwonnen of diverse vertrekken moeten worden afgezocht, wordt dit steeds lastiger. De slang blijft op verschillende plaatsen onder deuren, achter de inventaris en aan de trap klem zitten. Op de plaatsen waar dit gebeurt, zullen extra brandweermensen moeten assisteren. Zo deducerend kunnen we zien dat twee brandweermensen de straal niet veel verder dan de begane grond kunnen brengen, en niet te ver vanaf de toegang. Is de brand boven of verder het pand in, dan zijn navenant meer mensen nodig. Ik laat hierbij andere taken zoals ontruimen, toegang verschaffen, waterwinning en verkennen voor het gemak even buiten beschouwing, want daarvoor zijn bij een maatgevend scenario uiteraard nóg meer mensen nodig.
Koelend vermogen versus brandvermogen
De basisprincipes bevatten vuistregels voor de hoeveelheid water die nodig is om een brand te bestrijden. Zo is een bankje 2,5 MW en een gemiddelde woning van 40 m2 als geheel 10 MW. En 10 MW is meteen ook het maximum dat met één slang (lage druk) kan worden geblust. Voorwaarde is dan wel, dat het gehele brandende oppervlak met die ene straal kan worden bereikt. Als een woning geheel in brand staat, kan dat alleen als de brand volledig ontwikkeld is. Het betreft dan meestal een uitslaande brand. Op dat moment is een binneninzet niet meer nodig en ook niet mogelijk. Dit betekent dat voor een gemiddelde woningbrand in principe met een binneninzet niet meer dan één straal (lage druk) nodig is om de brand te blussen. We kunnen stellen dat de slagkracht van een tankautospuit in termen van koelend vermogen niet groter hoeft te zijn dan één straal lage druk.
Indien de brand groter is dan die 10 MW, bijvoorbeeld als een groot gebouw in brand staat, er meerdere verdiepingen bij de brand betrokken zijn of als er brand in is een industriegebouw, dan kan die niet meer met één straal worden geblust. In dat geval zijn er altijd meer tankautospuiten nodig. Dat geldt uiteraard ook voor een woningbrand die groter is dan hierboven geschetst.
Ontruimen
We zien in de praktijk, maar ook in het onderzoeksrapport naar rookverspreiding in woongebouwen, dat moderne branden ook zorgen voor een enorme rookverspreiding. Daardoor willen mensen nog meer dan vroeger weg uit het gebouw waarin brand is. We zien tegelijkertijd dat steeds meer senioren zelfstandig wonen, maar niet zelfstandig kunnen vluchten. Het ontruimen van het gebouw en evacueren van verminderd zelfredzamen is een arbeidsintensieve activiteit. Het behoeft geen betoog dat daarvoor de slagkracht van één tankautospuit onvoldoende is. Ook in zo'n situatie is het echter zaak om zo snel mogelijk de oorzaak weg te nemen, en dus de brand te blussen. Dat zal in principe de taak zijn van de eerste tankautospuit. Maar de slagkracht van één tankautospuit is al snel ruimschoots onvoldoende. Ook zijn dan redvoertuigen voor de evacuatie onontbeerlijk.
Wat kunnen we nu zeggen over de slagkracht van de tankautospuit in relatie tot het maatscenario? Tellen we de taken op, dan zijn er, naast de chauffeur en de leidinggevende, voor een binneninzet op de begane grond één deurcontroleur en twee mensen voor de binneninzet nodig. Moeten we dieper een woning in of naar een bovenverdieping, dan zijn er per verdieping extra mensen nodig. Zo kunnen we voor de mogelijke scenario's de minimale bezetting berekenen. Met deze berekening is er in elk geval een hernieuwde onderbouwing voor de TS6 zoals die in de wet staat. Een snellere opkomst met een kleinere bezetting is alleen zinvol als de brand dan ook met die kleinere bezetting kan worden geblust. Bij de binneninzet gelden dan nog steeds de eerdergenoemde uitgangspunten.
Dat hangt er dus vanaf. Vaak misschien wel; de meeste (woning)branden zijn immers klein, zoals de statistieken laten zien. Maar bij maatscenario's is de slagkracht dus te klein. Die branden komen statistisch gezien dan wel minder vaak voor, maar hebben juist een grote impact op betrokkenen en op de samenleving. Razendsnel de slagkracht aanvullen is in zo'n geval dan ook echt nodig.
Op welk scenario de brandweerzorg wordt gebaseerd, is een bestuurlijke keuze, maar het zou mooi zijn als die keuze gebaseerd is op brandweerkundige uitgangspunten en niet op statistiek of opvattingen.
Ricardo Weewer
lector Brandweerkunde