10 juli 2020
Het is tijd voor herbezinning.
De COVID-19 uitbraak is sterk afgezwakt en de crisisstructuren zijn grotendeels afgeschaald. De samenleving zoals we die kennen komt weer - met horten en stoten - op gang. Wat blijft is het uitgangspunt ‘1,5 meter is de norm’, totdat een vaccin ons hopelijk beter beschermt.
Logischerwijs draagt het houden van afstand bij aan minder blootstelling aan een virus - als iemand besmettelijk is - en verkleint daarmee de kans om (ernstig) ziek te worden. Tegelijkertijd is menselijk contact één van de meest essentiële levensbehoeften en heeft de maatregel zeer ingrijpende gevolgen voor het hebben van contact met dierbaren, voor het leveren van zorg, voor het weer op gang komen van economische activiteiten en voor het genieten van activiteiten in onze vrije tijd.
De 1,5 meter maatregel kent ondertussen steeds meer uitzonderingen en leidt tot onbegrijpelijke verschillen in uitvoering. Enerzijds neemt de bereidheid om de regel te volgen fors af, terwijl er anderzijds wordt gewerkt aan een snelle bekrachtiging van de spoedwet. Dit wringt.
De maatschappelijke discussie over de voor- en nadelen van maatregelen polariseert: de perspectieven worden in de media veelal tegenover elkaar geplaatst, er wordt gedemonstreerd, de Staat wordt gedaagd. Artsen zetten – vanuit hun zorgplicht voor alle patiënten (COVID-19 en anderen) - petities op voor en tegen de maatregelen. Daarbij raken allerlei zaken vermengd: uitbraakbestrijding; gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering; relatie overheid - bedrijfsleven - burgers; mogelijkheden om je te laten horen en emoties over niet gehoord worden.
Wat deze petities, demonstraties en rechtszaken lijkt te verbinden, is de roep om onderbouwing van de voor- en nadelen van genomen maatregelen. Er wordt gevraagd om ruimte te bieden voor meer dialoog.
Uitgangspunt voor de genomen maatregelen is het beschermen van de gezondheid van velen en voor het virus kwetsbare groepen in het bijzonder.
De huidige discussie laat zien hoe verschillend je kan kijken naar gezondheid en de mogelijkheden om deze te beschermen en te bevorderen. Dit is al langer onderkend in Nederland. In 2014 heeft de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen, op advies van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, vanuit vier perspectieven gekeken naar volksgezondheid: ‘Op en top gezond’, ‘Iedereen doet mee’, ‘Heft in eigen handen’ en ‘Gezonde welvaart’. Sindsdien is ook het concept Positieve Gezondheid steeds meer omarmd: een benadering die niet de ziekte, maar een betekenisvol leven centraal stelt, onlangs opnieuw beschreven in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid 2020-2024 .
In de publieke discussie focust de rijksoverheid op de bestrijding van het virus. De adviezen van de verschillende planbureau’s en denktanks over het omgaan met kwetsbare groepen en een ‘intelligent herstelbeleid’, worden niet openlijk bediscussieerd. Impliciet lijkt het perspectief ‘op en top gezond doordat je geen COVID-19 hebt’ te prevaleren. De stilte over de schade die ontstaat door de aanhoudende maatregelen roept hardere tegengeluiden op in de samenleving.
De polarisatie die is ontstaan, is echter niet zonder risico: de effectiviteit van de maatregelen hangt samen met het vertrouwen dat mensen hebben in de maatregelen én met de zender(s) van de boodschap(pen). Dat vertrouwen hebben we met elkaar hard nodig in de komende jaren waarin we niet alleen voorbereid moeten zijn op een nieuwe piek van COVID-19, maar ook op andere crises met impact op de gezondheid.
Het is dus zaak om te bouwen aan vertrouwen. Dat vraagt ten eerste om overdenking ten aanzien van de uitgangspunten van het beleid en ten tweede het aangaan van het gesprek daarover. Door het onderscheiden van issues, feiten, emoties en waarden in de discussies kan gerichter vorm worden gegeven aan goede zorg en het voorkómen van iatrogene schade (schade aan de gezondheid die ontstaat door het handelen van zorgverleners om de gezondheid te verbeteren), ook in tijden van crises.
Doorgaan vanuit het impliciete perspectief ‘op en top gezond als je geen COVID-19 hebt’ betekent dat we de minder zichtbare - maar volop aanwezige - schade van de aanhoudende maatregelen impliciet accepteren.
Het alternatief voor de ogenschijnlijke ‘muddling through’ (doormodderen)’ is dat de rijksoverheid de regie pakt door in deze fase vorm te geven aan een bredere verkenning van perspectieven en de maatschappelijke dialoog. Gebruikmakend van alle methoden die beschikbaar zijn om de diversiteit in de samenleving te verkennen en te benutten bij onzekere en omstreden risico’s. Door meer dialoog kunnen voorstellen voor maatregelen - door allen - worden beoordeeld op hun (verwachte) effectiviteit, proportionaliteit (het middel is niet erger dan de kwaal) en subsidiariteit (het effect wordt met de minst ingrijpende maatregel bereikt).
Zo kunnen we hopelijk samen en aldoende leren in deze ‘all society crisis’ .
Marleen Kraaij – Dirkzwager, Ashis Brahma, Menno van Duin