30 april 2020
Lector Crisisbeheersing Menno van Duin blogt dat ‘simpele’ verklaringen genoemd worden om te verklaren waarom de niet-acute zorg tot nu toe te weinig aandacht heeft gekregen tijdens de coronacrisis. “Houd oog voor de verschillende factoren waarmee rekening wordt gehouden, voordat je gaat ‘beoordelen’ wie in het beklaagdenbankje zou ‘moeten’ horen.”
De ‘blame game’ – het zwartepieten – begint al steeds meer aandacht te krijgen in de media. Gert-Jan Ludden kreeg op 29 april een hele pagina in NRC Handelblad om duidelijk te maken dat vooral het ROAZ (Regionaal Overleg Acute Zorg) en de veiligheidsregio’s debet zijn aan het stille drama in de verpleeghuizen. Binnen het ROAZ zijn de niet-acute zorgpartners niet vertegenwoordigd: daarom waren deze verpleeginrichtingen ook veel minder goed voorbereid op crises en stonden ze achteraan toen de mondkapjes en andere beschermingsmiddelen werden verdeeld.
Ludden zegt daarbij: “De directeur publieke gezondheid (DPG) van een veiligheidsregio is in een crisis verantwoordelijk voor de aansturing van de gehele zorgketen. (…) Maar de veiligheidsregio’s zijn gericht op flitsrampen (…) Door de beperkte scope van de veiligheidsregio’s is de niet-acute zorg daar onvoldoende in beeld geweest’”
Nou kun je natuurlijk alles beweren in een krant, maar dan hoop je ook nog dat zo’n krant - zeker als het je eigen kwaliteitskrant is - even toetst of de gegeven informatie (immers maar één bron) nu allemaal wel juist is. Zo is het bijzonder vreemd om de DPG nu opeens ‘van een veiligheidsregio’ te laten zijn. De DPG wordt benoemd door het algemeen bestuur van de GGD, is directeur van de GGD, baas van de GHOR (die een duidelijke koppeling met de veiligheidsregio hebben) en heeft tevens zitting in de directie van de veiligheidsregio. Natuurlijk is er een relatie tussen de DPG en de veiligheidsregio, maar de relatie met de GGD is beduidend sterker. Een DPG zal, als hij zijn functie moet uitleggen, aangeven dat hij/zij directeur GGD is en niet gelijk zeggen dat hij directielid is van de veiligheidsregio.
Ik ben het zonder meer met Ludden eens dat wij wekenlang systematisch veel te weinig aandacht hebben gehad voor de verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de thuiszorg (VVT); alle drie belangrijke onderdelen van de niet-acute zorg (sinds enkele weken wel RONAZ genoemd). Maar ook de huisartsenzorg en geestelijke gezondheidszorg (GGZ), beide wel onderdeel van het ROAZ, zijn er in die eerste weken buitengewoon bekaaid vanaf gekomen. Ook verzorgers in bijzondere inrichtingen en zeker ook huisartsen kampten met een enorm tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen.
Kennelijk wil Ludden nu de veiligheidsregio’s en daarmee dus hun bestuurders, de 25 ‘superburgemeesters’, vooral de schuld in de schoenen schuiven. Voor mij is dat allemaal veel te kort door de bocht en weten wij dat achter complexe problemen zelden simpele verklaringen zitten. Natuurlijk weten wij ook dat simpele verklaringen - het zijn het ROAZ en de veiligheidsregio’s die geen oog hadden voor de problemen in de verpleeghuizen - het wel goed doen. In een complexe werkelijkheid zijn we vaak minder geïnteresseerd.
Ik wil hier twee factoren benoemen die mijns inziens belangrijk zijn: kenmerken van het zorgstelsel en een aanwezige tunnelvisie. Tegelijkertijd weet ik ook zeker dat er nog minstens vijf andere factoren ook van invloed zullen zijn geweest.
De zorg die wij in dit land hebben, laat en liet ten tijde van de coronacrisis allerlei prachtige staaltjes van institutionele veerkracht zien. Duizenden (ex)-verplegenden meldden zich spontaan aan toen de nood aan de man kwam. Voor allerlei problemen die opdoken, werden nieuwe organisaties opgericht (regie op de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen; regie op de verdeling van schaarse IC-capaciteit e.a.). Niet voor niets klapten velen hun handen schraal voor de helden van de zorg. Indrukwekkend wat er daar allemaal gedaan wordt om het hoofd boven water te houden.
Tegelijkertijd is het ook een wereld waar - juist ten tijde van een crisis – het ontbreken van sterke regie het wel lastig maakt. De verdeling van schaarse middelen is niet eenvoudig in ons primair privaat gefinancierde systeem dat extreem veel actoren kent. Instellingen waar bijvoorbeeld een ‘bezet bed’ of een ‘verrichte handeling’ cruciaal is voor de bestaanszekerheid.
Terwijl het aantal ziekenhuizen nog overzienbaar is (79 waarvan 8 academische ziekenhuizen) zijn er ruim 5000 huisartsenpraktijken en zo’n 2350 verpleeg- en verzorgingshuizen. In totaal zijn er ruim 50.000 zorginstellingen in ons land. Het zal duidelijk zijn dat niet alle 50.000 zo strak geleid kunnen worden als bijvoorbeeld de 8 academische ziekenhuizen. Het valt niet mee om in een crisis, die feitelijk bijna al deze ruim 50.000 zorginstellingen raakt, het goed te doen.
Vrijwillige niet-wettelijke verbanden als het ROAZ of het RONAZ zijn natuurlijk mooi om wat touwtjes aan elkaar te binden maar het is een volstrekte illusie daar al te veel heil van te verwachten. Hoe velen in Nederland wisten 3 maanden geleden trouwens dat er dagelijks zo’n 4 miljoen mondkapjes worden gebruikt in de zorg?
Een bekend fenomeen in crisissituaties betreft het fenomeen ‘tunnelvisie’. Er is zoveel aandacht voor een bepaald probleem of benaderingswijze dat andere problemen nauwelijks aandacht krijgen. Vanaf het begin van de coronacrisis is vrijwel alle aandacht uitgegaan naar de ziekenhuizen en de IC-capaciteit. ‘Flatten the curve’ was vanaf dag één het dominante doel. Wij moeten de aantallen besmettingsgevallen zo beperkt houden dat de ziekenhuizen deze toestroom van patiënten aankunnen. Daarbij is met name de IC-capaciteit een cruciale bottleneck. Wekenlang is alle aandacht in media en politiek erop gericht geweest om Italiaanse toestanden (een ‘tsunami’ aan coronapatiënten die de ziekenhuizen overspoelt) te voorkomen. Dagelijks hoorden we op het journaal de stand van de toename van het aantal bezette IC-bedden. Gommers en Kuipers waren niet van de buis te slaan.
In de Tweede Kamer is de eerste weken nauwelijks over iets anders gesproken dan de IC-capaciteit. Er zouden 3000 IC-bedden moeten komen, zo blafte de Kamer. Pas enkele weken later werden de persoonlijke beschermingsmiddelen daar een issue. Op televisie kreeg een schaarse vertegenwoordiger van een andere sector (huisarts, verpleeghuisarts) nauwelijks het woord. Vervelend dat ze daar wat minder mondkapjes hebben, maar de ziekenhuizen …
Niet zozeer het ROAZ of de veiligheidsregio’s moeten in het beklaagdenbankje. We hebben het gewoon met elkaar laten gebeuren. Geluiden van huisartsen en verzorgers uit verpleeghuizen kwamen gewoon niet door. Vrijwel iedereen was zo gericht op het voorkomen van Italiaanse toestanden dat wij gewoon de andere problemen niet zagen en de geluiden uit die complexe andere werelden van de zorg niet wilden horen. Daarnaast zijn niet alle 50.000 zorginstellingen even goed in staat hun stem te laten horen.
Menno van Duinlector Crisisbeheersing
1) De niet-acute zorg bleef buiten beeld, NRC, 28 april 2020.
2) RONAZ staat voor regionaal overleg niet-acute zorg ter onderscheiding van de wel acute zorg (ROAZ). Overigens zijn in meerdere regio’s niet-acute zorginstellingen opgenomen in een regionaal functionerend zorgoverleg.